bleu = blauw jaune = geel vert = groen rouge = rood orange = oranje blanc, blanche = wit noir = zwart les vĂȘtements (m pl) = de kleren le jean = de spijkerbroek la casquette = de pet la robe = de jurk la jupe = de rok la chemise = het overhemd la chaussure = de schoen le pull = de trui la bottine = het laarsje la chaussette = de sok le manteau = de jas le teeshirt = het T-shirt la basket = de sportschoen le pantalon = de (nette) broek la cravate = de stropdas les lunettes (f pl) = de bril le chapeau = de hoed gris = grijs
Woorden leren
Type of plak woordkoppels in het tekstvak
Gebruik een nieuwe regel voor ieder koppel
Oefen van links naar rechts, en van rechts naar links
Oefen het dictee